BlogEen vakantiedag is geld waard! (deel drie)

5 mei 2023

Vakantiedagen blijven de gemoederen bezig houden. Wij schreven er al twee keer eerder over. Ook recent weer moest een (hogere) rechter over een dergelijke kwestie oordelen, specifiek ook weer in het beroepsgoederenvervoer.

Waar gaat het over? Werknemers hebben gedurende de periode dat zij vakantie hebben recht op doorbetaling van hun loon. Het zogenaamde vakantieloon. Vraag is alleen wat dat vakantieloon precies inhoudt. Die vraag is met name relevant in die gevallen waarin werknemers normaal gesproken (veel) overuren maken en allerlei toeslagen (bijvoorbeeld nachttoeslag) ontvangen op het moment dat zij werken. Dient het loon waar de werknemer dan gedurende de vakantie recht op heeft, berekend te worden met in achtneming van die normaal gesproken gewerkte overuren en ontvangen toeslagen?

Het antwoord op die vraag wordt mede bepaald door Europese regelgeving en jurisprudentie van het Hof van Justitie (HvJ). Het HvJ heeft in dat verband eerder het volgende overwogen: “Wanneer de uit de arbeidsovereenkomst voortvloeiende verplichtingen van de werknemer vergen dat hij op regelmatige basis overuren maakt en de vergoeding daarvan een belangrijk onderdeel vormt van de totale vergoeding die hij voor zijn beroepsactiviteit ontvangt, moet de vergoeding voor overuren worden meegeteld voor het gewone loon waarop hij tijdens de jaarlijkse vakantie recht heeft”.

Volgens het gerechtshof in Den Bosch die over de kwestie moest oordelen volgt uit de rechtspraak van het HvJ dat overuren in beginsel géén deel uitmaken van het vakantieloon vanwege het uitzonderlijke en onvoorspelbare karakter ervan, tenzij (a) de uit de arbeidsovereenkomst voortvloeiende verplichtingen van de werknemer vergen dat (b) hij op regelmatige basis overuren maakt en (c) de vergoeding daarvan een belangrijk onderdeel vormt van de totale vergoeding die hij voor zijn beroepsactiviteit ontvangt.

In het concrete geval waarin het hof moest oordelen meent het hof echter dat er geen sprake van is dat de overuren een uitzonderlijk en onvoorspelbaar karakter hebben. “Het is het hof namelijk gebleken dat de overuren een belangrijk onderdeel zijn van de bedrijfsvoering van de werkgever (een transportbedrijf) en ook voor de Chauffeurs”.

Vervolgens gaat het hof in op de vraag of de chauffeurs verplicht zijn tot het maken van overuren, of het maken van overuren op regelmatige basis plaatsvindt en daarmee voorzienbaar is en of de vergoeding voor de overuren een belangrijk onderdeel uitmaakt van het loon.

Het hof komt uiteindelijk tot het oordeel dat aan al die drie voorwaarden is voldaan en dat dus de overuren onderdeel uitmaken van het loon wat gedurende de vakantie moet worden doorbetaald.

Bijzonder is dat het hof zelfs meent dat overwerk onderdeel is van de werkzaamheden in de transportsector (“in het algemeen”) en dat dús sprake is van een verplichting om overwerk te verrichten.

Dat is een wel heel verstrekkende conclusie van het hof en is de vraag of die niet te verstrekkend is. Hoewel aan het hof kan worden meegegeven dat in de transportsector door chauffeurs veel wordt overgewerkt en dat overwerk een belangrijk deel uitmaakt van het salaris van een vrachtwagenchauffeur, geldt dat zeker niet voor de hele transportsector. In beginsel hebben uitspraken slechts werking tussen procespartijen, maar je kunt uittekenen dat in de toekomst werknemers zich op deze uitspraak zullen beroepen in discussies met hun werkgevers.

In ieder geval is wel duidelijk dat het hof er een heel andere mening op na houdt dan de rechters in de rechtbank Zeeland-West-Brabant en Rotterdam waar wij eerder al over schreven. Die rechters meenden immers dat juist niet kon worden aangenomen dat er een verplichting tot het verrichten van overwerk bestond. Het is de vraag of die uitspraken nog wel stand zouden houden in het licht van deze uitspraak van het hof Den Bosch.

https://www.verba-advocatenkantoor.nl/wp-content/uploads/2021/01/VERBA_logo_kader-160x160.png
Baronielaan 23, 4818 PA Breda
Postbus 5640, 4801 EA Breda