BlogHeeft het concurrentiebeding nog toekomst?

5 maart 2024

Het is niet de eerste keer dat wij iets schrijven over het concurrentiebeding. We schreven eerder al dat de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een wetsvoorstel aan het voorbereiden is dat het gebruik van concurrentiebedingen verder aan banden legt.

Begin maart was het dan zover. De minister publiceerde het concept wetsvoorstel voor zogenaamde internetconsultatie. Het concept wetsvoorstel bindt het gebruik van concurrentiebedingen aan (veel) strengere regels en voorwaarden.

Reeds met inwerkingtreding van de Wet werk en zekerheid in 2015 werden al de nodige obstakels opgeworpen tegen het gebruik van concurrentiebedingen.

Zo werd het toen al verplicht om de noodzaak van een concurrentiebeding in een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd uitgebreid te motiveren.

Hoewel het nog helemaal niet zeker is dat het voorstel zoals het er nu ligt, ongeschonden het Staatsblad gaat halen, is in ieder geval wel duidelijk dat er op dit vlak wat te gebeuren staat.

Wat zijn de plannen van de minister? Kort gezegd houden deze het volgende in.

Niet alleen indien het concurrentiebeding in een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd wordt opgenomen, maar met de nieuwe wet óók indien het wordt opgenomen in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, zal specifiek in de arbeidsovereenkomst moeten worden gemotiveerd waarom de werkgever het concurrentiebeding noodzakelijk vindt.

Voorts wordt de werking wettelijk beperkt tot maximaal 12 maanden én moet in het beding worden opgenomen voor welk geografisch gebied het beding geldt.

Die laatste twee voorwaarden zijn overkomelijk. In de praktijk wordt de werking van een concurrentiebeding nu ook al vaak beperkt tot 12 maanden en een bepaald geografisch gebied.

Maar daar komt nog wat bij: de werkgever moet tijdig en voordat de arbeidsovereenkomst eindigt aan de werknemer laten weten dat hij zich ook daadwerkelijk op het afgesproken concurrentiebeding zal beroepen. Doet de werkgever dat te laat, dan kan hij zich er niet meer op beroepen, ook al is dat beding overeengekomen.

Bovendien, áls de werkgever zich dan op het concurrentiebeding beroept, dan moet de werkgever verplicht aan de werknemer een vergoeding betalen. Die vergoeding is gelijk aan de helft van een maandsalaris, voor iedere maand dat de werkgever de werknemer aan het concurrentiebeding houdt. En deze vergoeding moet de werkgever ook vóór het einde van het dienstverband al betalen. Doet de werkgever dat te laat, ook dan vervalt het concurrentiebeding, terwijl, zo is althans het voorstel, de werkgever wél verplicht blijft die vergoeding alsnog te betalen.

Hoe streng en ingewikkeld wil je het maken? De minister maakt op deze manier het gebruik van een concurrentiebeding zo niet bijna onmogelijk dan toch in ieder geval heel erg onaantrekkelijk.

We zien nu al dat in geval van arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd, rechters zeer hoge eisen stellen aan de motivering van de noodzaak van het concurrentiebeding. Het zal in de toekomst een hele klus worden om van geval tot geval een op maat gesneden motivering te formuleren die ook bij de rechter stand houdt.

En als die motivering vervolgens stand houdt, dan hangt daar een stevig prijskaartje aan.

Het zou niet verbazen als met dit voorstel het lot van het concurrentiebeding in feite bezegeld is.

https://www.verba-advocatenkantoor.nl/wp-content/uploads/2021/01/VERBA_logo_kader-160x160.png
Baronielaan 23, 4818 PA Breda
Postbus 5640, 4801 EA Breda